fbpx

Archeologie en politiek

De belangstelling voor de Etrusken is de laatste tijd weer opgeleefd, niet in het minst dankzij de twee tentoonstellingen in Leiden en Amsterdam. Samen met het tentoonstellingsboek ‘Etrusken. Vrouwen van aanzien, mannen met macht’ geven ze een rijk beeld van een aantal belangrijke vondsten van de afgelopen jaren. De Etrusken zijn allang niet meer het geheimzinnige volk waar ze ooit voor doorgingen, we weten nu veel meer over hun taal, hun dagelijks leven, de sociale verhoudingen en de geschiedenis van hun opkomt en ondergang. Op één punt echter schieten tentoonstelling en boek behoorlijk tekort, en dat is de religie: mijns inziens cruciaal om de Etruskische cultuur en geschiedenis goed te begrijpen.

De Etrusken waren een van de eerste culturen in Europa die een natiestaat vormden, bekend als het verbond van de 12 volkeren. Na de val van Troje arriveerde er in het huidige Toscane een clan uit Klein Azië, geleid door een priesterelite, bekend als Rasna of Thyrreno-Etrusken. In Italië vermengden zij zich met reeds bestaande culturen, maar brachten die ook op een hoger plan. Rond het jaar 1000 stichtten zij de Etruskische statenbond. Iedere streek kwam overeen met een van de twaalf tekens van de zodiak, en een van de twaalf maanden van het jaar: een projectie van het kosmisch wiel op aarde. Het centrum van dit wiel, het Meer van Bolsena, was de omphalos en de axis mundi van de Etruskische natie. Jaarlijks kwamen de twaalf priesterkoningen hier met hun gevolg bijeen voor gemeenschappelijke vieringen en overleg: de beroemde jaarfeesten gevierd in het Fanum Voltumnae. Juist hierover heersen onder Etruskologen een aantal hardnekkige misverstanden, die een goed begrip van de Etruskische cultuur in de weg staan. Het draait allemaal om de sekse van Voltumna, die algemeen wordt gezien als de belangrijkste Godheid van de Etrusken, en om de plaats en de aard van de aan haar gewijde jaarfeesten.

De verwarring is begonnen met het werk van Massimo Pallottini, die nog steeds doorgaat als de grondlegger van de Etruskologie in Italië. Volgens hem was Voltumna een god van een ‘onduidelijke sekse’, of een ‘biseksuele of androgyne’ god. Klassieke schrijvers wisten wel beter. In de Dictionaire van de Latijnse taal staat nog ‘Voltumna, ae, fem., beschermgodin van de federatie van twaalf Etruskische staten.’ Toch is Pallottini’s visie een eigen leven gaan leiden onder archeologen en Etruskologen, waarvan sommigen Voltumna vervolgens ook nog eens hebben veranderd in een mannelijke god (sic…). Het tentoonstellingsboek gooit heel veel verschillende dingen op één hoop door te stellen: ‘Voltumna, in het Latijn ook Vertumnus geheten, is waarschijnlijk een bijnaam van Tinia (Jupiter)’.

Hoe zat het dan wel? De Etrusken kenden, net als de meeste andere antieke religies, een goddelijk paar. De Godin stond onder verschillende namen bekend, waaronder Cel, Urcla, Turan en Nortia, alle verbonden aan de aarde, het water, het lot en het wiel van tijd. Later werd dit Voltumna, maar dat is al een verlatiniseerde versie van haar naam. In Rome en omgeving werd zij bekend als Fortuna, de draaister aan het wiel van tijd. De mannelijke helft van het paar stond bekend als Volth, Velth, Vertne, in Rome veranderd in Voltumnus of Vertumnus. De namen van beide godheden hebben dezelfde etymologische stam: ‘volt’, ‘vort’ of ‘vert’, dat verwijst naar het werkwoord ‘draaien’. We kunnen Voltumna en Velth  – zeker in de aanvang – dus beter zien als ‘krachten’ dan als gepersonifieerde godheden. Samen hielden zij het kosmisch wiel draaiende. Hij was de Etruskische versie van de jaargod, de god van de  vruchtbaarheid en het gewas, zij de verzinnebeelding van de oorspong van het leven: de aardegodin waar al het leven vandaan komt en naar terug gaat.  Samen  stonden zij garant voor de vruchtbaarheid van de aarde en het voortbestaan van het leven. In Rome werd het paar nog vereerd als Ianus en Fortuna, en ook als Pomonia en Vertumnus.

In de Etruskische stad Velzna stond een beroemde tempel van Nortia waarin met een spijker in de muur de tijdsrekening van de Etrusken werd bijgehouden. Het slaan van deze spijker was een belangrijk moment in de feesten van het Fanum Voltumnae. Sinds de negentiende eeuw zijn talloze archeologen gaan zoeken naar de plaats van het Fanum, volgens hen een tempel die ergens in de buurt van het meer moest zijn. Recentelijk claimen archeologen in Orvieto dat ze deze plek op het grondgebied van deze stad hebben gevonden, en het tentoonstellingsboek volgt hen daarin. Wat  daarbij over het hoofd wordt gezien is dat een Fanum iets anders is dan een templum. Een templum is inderdaad een gebouw, maar een Fanum verwijst naar een hele streek: een heilig woud, meer, bron of berg. Zo was er het Fanum Feroniae, het heilig woud van Feronia, onder de Monte Soratte, en het Fanum Dianae, het heilig woud van Diana, op de Monte Albano. Het zijn oeroude plekken in de natuur, al door antieke volkeren ver voor de Etruskische tijden als heilig vereerd. Plekken met een genius loci, de ziel van een plek, drager van heilige energieën. Door latere culturen werden ze (h)erkend en vereerd met altaren, heiligdommen, tempels en vieringen.

Daarom alleen al is het onaannemelijk dat Orvieto de plek van het Fanum Voltumnae was. De stad ligt op een steile, ontoegankelijke rots. Geen woud, meer of belangrijk water. Wel waarschijnlijk is dat er een aan Voltumna gewijde tempel was. Vele steden in Etrurië hadden een tempel voor deze belangrijkste Godheid van hun natie, zo bijvoorbeeld Volterra, Volturnum (Capua), Felsina (Bologna). Maar dat wil nog niet zeggen dat ze allemaal de locatie van het Fanum waren. Het Lago di Bolsena is daarentegen wel een geschikte kandidaat daarvoor. Het heeft alle natuurlijke kenmerken van een heilig woud: waterstromen, bossen en vruchtbare velden rondom, en twee vulkanische eilanden. Ver voor de Etrusken was het al een omphalos. Dat blijkt onder meer uit de resten van een antieke beschaving, die bij een aardbeving rond 900 v.C. onder het  water van het meer is verdwenen. In de vier hoeken van het meer stonden ooit vier grote tumuli: geen graven maar heiligdommen, gebouwd op heilige bronnen, en dus tekens van een oude religie van het water. Ze markeerden een verdeling van de streken rond het meer in vieren. De quaterniteit: een oud indelingsprincipe waar de Etrusken op voortbouwden door ieder kwart in drieën te verdelen = twaalf. Vandaar ook de oorspronkelijke naam Urcla voor de Etruskische Godin: de stam ur verwijst naar ‘water’, je komt dit nog steeds in veel namen van steden en streken rond het meer tegen.

Maar er is meer aan de hand. De stelling dat het Fanum in Orvieto was, wordt meetal onderbouwd met het argument dat dit de oude stad Volsinii was. De Romeinen zouden deze stad in 271 voor Christus hebben veroverd en de bevolking hebben getransporteerd naar een nieuw gebouwde stad Volsinii Novi, vlak boven het huidige Bolsena. Dezelfde Massimo Pallotini was de verkondiger van deze theorie. In de 50-er jaren toonde Raymond Bloch, een Franse archeoloog, echter aan dat er in Bolsena stadsmuren liggen uit de 5e eeuw v.C.  Na zijn vertrek veranderden Italiaanse archeologen de datering weer terug in de 3e eeuw v.C., alsof er daarvóórr niets bestaan mocht hebben, en alsof alles begon met de Romeinen. Onlangs echter publiceerde het voormalig hoofd van de archeologische dienst in Bolsena, Angelo Timperi, een boek waarin hij minutieus aantoont dat er boven Bolsena een of meerdere belangrijke tempels lagen uit de 6e eeuw v.C., bekend als de archaïsche periode, gewijd aan Etruskische goden, en dat er een stad lag, die vele malen groter was dan het huidige Bolsena.

Het verhaal over de verovering van Orvieto en het transport van de bevolking westwaarts klopt waarschijnlijk: een genocide uit de oudheid, zou ik zeggen. Maar dat wil nog niet zeggen dat Orvieto Volsinii was, of de plek van het Fanum… Alles wijst er op dat Bolsena het oude Volsinii was, bij de Etrusken bekend als Velzna. Bij de westpoort van het huidige Bolsena lag een grote tempel voor Norzia, waarschijnlijk de bewaarplaats van de spijker. Boven de huidige dom van S. Cristina lag een tempel met een grote zonneschijf, gewijd aan Aplu, de Etruskische versie van zonnegod Apollo. Op het Forum een tempel van Fufluns, de Etruskische Dionysos, als vruchtbaarheidgod verwant aan Velth. Aan de noordoevers van het meer lag een hele reeks tempels voor vrouwelijk godheden. De meest bekende waren gewijd aan Turan, de Etruskische liefdesgodin, die eveneens een sterke connectie had met het water en de aarde. Ze zijn verbonden door de Via Francigena, een christelijke pelgrimsroute naar Rome en verder, die langs het Lago di Bolsena komt, en voortborduurt op Etruskische pelgrimsroutes naar het meer. Onderweg naar het Fanum deden de Etruskische hogepriesters dit soort heiligdommen aan, zoals miljoenen pelgrims na hen hetzelfde deden.

In de heuvels en bossen rondom het Lago di Bolsena liggen nog talrijke resten van altaren en tempels verborgen, meest in sterk verwaarloosde staat. Je vraagt je af wie hier ooit nog eens zorg voor gaat dragen. Onlangs nog ontdekte een groep amateur archeologen uit San Lorenze Nuovo de resten van een grote tempel op de Monte Landro, een berg aan de noordzijde van het meer. De tempel kan blijkens hun vondsten een belangrijke plaats van verering van Voltumna zijn geweest. Archeologen uit Venetië begonnen vervolgens met graven, totdat alles werd stop gezet en weer dichtgegooid. Naar verluidt op gezag van de autoriteiten in Orvieto, die het niet goed uit zou komen als hun claim op Voltumna’s heiligdom zou worden ontkracht: er staan hier immers status en geld – en dus macht – op het spel. Het is niet de eerste keer dat in dit gebied archeologie en politiek op een ongehoorde manier worden vermengd. Inmiddels heb ik vele verhalen gehoord over opgravingen die werden stopgezet om onwelgevallige uitkomsten te voorkomen.

De sporen van Massimo Pallotino doen kennelijk nog steeds hun werk. Hij was het die Mussolini indertijd de argumenten leverde dat de Etruskische cultuur een ‘autochtone cultuur’ was, een oorsprongsverhaal dat de Duce goed uitkwam. Mussolini is allang dood, maar het verhaal is nog springlevend. Als iets mij nog steeds verbaast in dit land is dat er zo’n enorme kloof bestaat tussen de locale deskundigen en de staatsarcheologen. De eersten zijn bezig met minutieus onderzoek, gevoed door voeling met de locale geschiedenis en de talloze plekken in het landschap, stille getuigen van een oude cultuur. De tweeden zijn ongetwijfeld oprechte onderzoekers, maar zij worden in de waarheidsvinding belemmerd door hun verwevenheid met de politieke elites, die graag achterhaalde verhalen in stand houden omdat het hen beter uitkomt. Niet voor de eerste keer in de geschiedenis verdwijnt daarmee de aard van het vrouwelijk Goddelijke onder het tapijt. Vrouwen waren van aanzien in Etrurië, daarin kan ik mij verenigen met de tentoonstelling en het boek. Maar dat kwam omdat het ‘vrouwelijk principe’ centraal stond in de religie. Ook mannen ontleenden hun macht aan hun verbondenheid met hun godin Voltumna. Juist dat punt ontbreekt in de tentoonstelling: een gemiste kans.

 

Literatuur
Feo, G. (2011) La religione degli Etruschi. Divinità, miti e sopravvivenze. Arcidosso: Edizione Effigi.
Lulof, P. En I. Van Kampen ed (2011) Etrusken. Vrouwen van aanzien en mannen van macht. WBooks.
Timperi, A. (2011), Il Fanum Voltumnae a Bolsena. Viterbo: S. ED Editrice srl.

Tekst 2013: © Selma Sevenhuijsen